Ruzie

Ik woon aan een van de steilste weggetjes in Nederland. Tien procent is het, en een walhalla voor fietsers. Van het snelle soort dan, in strakke pakjes op dure fietsen van carbon. Wanneer ze langs razen bereikt vlak daarna altijd een vleugje wasmiddel mijn neusgaten, wat me telkens weer verbaast.

De fietsers van het snelle soort komen vooral bergafwaarts voorbij. Ze roepen dingen als „Tegen!” en „Autooo!” en bezorgen me niet zelden bijna een hartaanval wanneer ik mijn tuintje uitloop. Je ziet ze namelijk niet aankomen want ze fietsen duizend kilometer per uur. Ze worden ook makkelijk boos wanneer ik per ongeluk de straat betreed, want die is overduidelijk van hen en ze zijn niet gediend van mijn aanwezigheid. Dat uit zich in begroetingen als „Stomme kut!” of „Aan de kant, godver!”. Ook mijn kat, die graag af en toe eens oversteekt moet het regelmatig bezuren. „Kankerbeest!” roepen ze dan, waarna ik het huis uit ren om te kijken of hij niet met twee gebroken achterpoten kwijlend over de weg gedrapeerd ligt. Echt enig allemaal.

Soms fietsen ze ook de berg óp. Maar dat zijn de echte bikkels. Je ziet meteen wanneer je met een serieuze kandidaat te maken hebt. Ze trappen namelijk in een tempo waar je u tegen zegt, maar dan zonder dat ze daar moeite voor lijken te doen. Je hoort alleen een „Zzzzfff” en vraagt je daarna af: zag ik dat nou goed? Ja, u zag het goed. Er wordt schijnbaar ook getraind door de echte pro’s hier. Maar ik herken ze niet, geen idee aan welk pakje ik een pro herken. Ik heb alleen wel eens een flits voorbij zien schieten in een snelheid die je niet kunt bereiken als het alleen maar een hobby is.

Allemaal leuk en aardig, maar de echt interessante gevalletjes zijn die op elektrische fietsen. Soms ga ik met mijn kopje koffie op het bankje voor het huis zitten, puur en alleen om iets mee te krijgen van hun gevecht. Zo’n scene is namelijk tamelijk fascinerend en wint met vlag en wimpel van een aflevering Jerry Springer (weet u nog?) in de categorie “communicatie in de relationele sfeer”.

De bedoeling is dat je met minimale moeite maximale prestaties behaalt. De verwachting is dan ook dat ze dat fietstochtje, bedoeld om eens lekker te ontspannen op de zondagochtend, eindelijk zorgeloos kunnen maken in dit onbetreedbare helse gebied. En na jaren sparen kan het dan: samen lékker genieten, en fietsen door het prachtige Berg en Dal. Met zijn, tsja, heuvels en dalen dus, en werkelijk (werkelijk) prachtige gezicht. MAAR NIETS IS MINDER WAAR.

Meestal fietst de man schreeuwend voorop. „Mien zet dat ding dan op dié stand!” „Godverdomme Mien luister dan ook naar me!” Hij hijgt van het schreeuwen en vliegt de berg op. Hij wil omkijken maar dat kan niet, want hij gaat te snel en als hij omkijkt valt hij om of rijdt de heg in. „Schakelen Mien, je moet nú schakelen! Anders ben je te laat!”. „GODVERRRRDOMME LUISTER DAN!! JE LUISTERT NIET! LUISTEREN!”

En Mien is te laat. Ze zucht en steunt en huilend stapt ze af. „Ik kán niet meer Herman! Hij doet het niet! Wacht dan effe!” Maar Herman zit net op zijn piek wat betreft elektrisch fietsen, want hij snapt het wél en voelt de adrenaline door zijn aderen stromen. Hier heeft hij het allemaal voor gedaan. De berg verliest, Herman wint. Het kostte een paar duiten, maar dan heb je ook wat. Dit is zijn enige kans om het onderste uit de kan te halen. Eenmaal boven is het feestje namelijk voorbij.

Herman stopt gefrustreerd, gooit zijn fiets tegen mijn tuinhek en loopt scheldend terug. Want zo’n fiets is zwaar he. Die krijgt Mien godversekut nooit in haar eentje die berg op geduwd. En Mien zweert bij hoog en laag dat ze toch écht onder aan die heuvel al heeft aangegeven dat ze éérst die handleiding er nog een keer bij moeten pakken, maar Herman wilde niet luisteren want Herman luistert nóóit.

Gigantische ruzies worden uitgevochten voor mijn huis. Ruzies met ingrediënten van jaren strijd. Strijd om de studie van de dochter, dat die jongeman twee huizen verderop toch niet te vertrouwen bleek, dat ze niet op vakantie naar Frankrijk hadden moeten gaan, want Fransen zijn helemaal niet leuk en spreken heel geen Duits of Engels, dat ze moeder nooit die laatste jaren van haar leven in huis hadden moeten nemen. Je hoort het allemaal doorechoën in die woorden. „Ik zei toch dat we de handleiding moesten lezen-lezen-lezen”.

Het opmerkelijkste is nog wel, dat het zich telkens herhaalt. Of het nu Mien en Herman zijn, of Jan en Antje, of Bert en Katrien. Telkens weer barst de bom in dit kleine straatje, het straatje van nog geen 50 meter en 10%. Nergens zag ik zo veel mensen huilen en zo veel huwelijken stuk gaan. En dat allemaal door die fiets die hen vrede en vrijheid had beloofd

Nog één zonnige nazomerweek en dan wordt het stil. Die nordic walking sticks waren bij nader inzien zo slecht nog niet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.