zondag, juni 23, 2019 Leave a Comment
Zondag kregen we ons favoriete peutermeisje te leen van goede vrienden. Ondanks, of misschien juist vanwege de nare omstandigheden, besloten we er een extra gezellige dag van te maken. Optimistisch reden we door de regen naar Burgers’ Zoo. We zongen een liedje over koeien en varkens. Maar het werd wel een sip liedje, want de peuter wilde eigenlijk helemaal niet met ons naar de dierentuin. Ze wilde “mama, thuis”. Maar mama lag al drie weken in het ziekenhuis.
Eenmaal aangekomen bij de dierentuin parkeerden we in een soort familie file. Terwijl ik het autostoeltje, of beter gezegd een soort buitenproportioneel ruimteschip probeerde te demonteren, deed mijn vriend een poging de buggy in elkaar te zetten. We hadden echt geen idee. Ik keek naast me en zag zes auto’s waarachter iedereen het zelfde stond te doen.
Peuters uitladen, schoenen omruilen voor laarzen, wagens in elkaar schroeven. Heel soepeltjes allemaal. De vaders keken over het algemeen vrij afwezig, bijna een beetje verveeld. Dit riedeltje hadden ze al honderd keer afgedraaid. Ik draaide mijn hoofd richting mijn vriend. Die stond breed te grijnzen terwijl hij met zijn voet een hendel probeerde om te zetten. “IK SNAP ER ECHT GEEN REET VAN!” lachte hij luid door de regen. “WOEI!”. De peuter keek me kritisch aan en vond het allemaal wat lang duren. Maar ze voelde denk ik dat ze het ons maar beter gewoon even uit kon laten zoeken. Uiteindelijk hadden we alles redelijk acceptabel in elkaar gezet. Nou, daar gingen we dan. Mijn vriend lachte nog steeds. “Zo gaat dat dus” zei hij. “Best makkelijk”.
Ik leerde die dag onder andere dat er familietoiletten bestaan met wel twintig verschoonmatjes langs de muren. Een soort lopende band voor het verschonen van luiers. We hesen de peuter op een verschoonmat en deden alsof het echt een feestje was om haar luier te verwisselen. Ze trapte erin (of deed alsof) en lachte haar tandjes bloot. Met een nieuwe luier in de hand keken mijn vriend en ik elkaar verward aan. “Wat is dan de achterkant?” vroeg ik. “Ja dat maakt niet echt uit, denk ik” zei mijn vriend. Een moeder naast ons keek geschokt onze kant op en constateerde dat de peuter toch zeker al een tijdje meeging. Je zag haar denken.
Hoe de fuck zijn die twee zo ver gekomen?
“Het is een leenpeuter!” zei mijn vriend. De moeder zuchtte opgelucht en grijnsde. De plakkertjes moesten naar voren. Zo. Dat was dat. “Je moet wel de randjes goed doen” zei ze nog. “Anders loopt het er langs”. Dat vond ik niet zo’n prettig idee. Met uiterste precisie peuterden we de randjes goed. Mijn vriend links, ik rechts. Good to go. Het duurt een minuutje of tien, maar dan heb je ook wel écht een professioneel luiertje aan. Ik had er bijna een foto van gemaakt.
We hebben geen dier gezien trouwens. Die hadden wel wat beters te doen dan voor ons poseren in de regen. In het binnenverblijf stond de peuter met haar billen omhoog in de gaten van de lage muurlampen te turen. Elke lamp kreeg een uitgebreide inspectie. Super interessant allemaal. Door de stromende regen wisten we eenmaal weer buiten ook nog te verdwalen. Wel zagen we een hoop terreinen in aanbouw. Voor maki’s, bijvoorbeeld, vertelde het scheefgezakte informatiebord. Zelfs dat had niet zijn beste dag.
Op weg naar huis zongen we weer het liedje over de dieren. “Wat zegt de koe?” zong ik. Maar er kwam geen antwoord meer. Met de armpjes gedrapeerd over de rand van het ruimteschip steeg ze op naar dromenland. De regen tikte veilig op het dak. In de auto werd het stil. We kozen stiekem de langste weg naar huis.